Er is iets mis. Opa Pettson voelt het meteen. Geen poes die op hem springt, zijn neus dichtknijpt of met zijn grote teen vecht. Opa Pettson zoekt overal: onder het kussen en onder het bed, in zijn schoenen en in het kippenhok. Waar is Findus?

Findus is erg nieuwsgierig en helemaal niet bang voor het donker. Maar nu... Hij weet niet waar hij is. Plots hoort hij geritsel. Vlak achter zich. Iets groots... Ieder haartje van zijn pels gaat overeind staan. De kleine poes houdt zich stil. Hij hoort opa Pettson roepen, maar terugroepen durft hij niet. Gelukkig springen de mukkels voor Findus in de bres.

Opa Pettson en Findus zijn geen onbekenden meer. Maar wie weet welk kattenkwaad Findus al uithaalde toen hij nog klein was? Alleen SVEN NORDQVIST kent de poes van bij het prille begin. Toen Findus klein was is een vertederend verhaal over dikke vriendschap.